Korte-termijnmobiliteit

 

Onderdanen van een die een vergunning voor onderzoekers hebben verkregen in een andere lidstaat van de Europese Unie kunnen een deel van hun onderzoeksproject in België uitvoeren. Zij kunnen dit doen via korte-termijnmobiliteit (tot maximum 180/360 dagen) of via lange-termijnmobiliteit (meer dan 180/360 dagen zonder maximumduur).

Onderdanen van een derde land die reeds een vergunning voor onderzoekers hebben verkregen in een andere lidstaat en die een deel van hun onderzoeksproject in België uitvoeren en die in België tot 180 dagen/360 dagen in deze hoedanigheid wensen te verblijven of verblijven, kunnen dit onderzoek via korte-termijnmobiliteit in België komen verrichten.

Het familielid dat de onderzoeker heeft vervoegd in de eerste lidstaat en daar een verblijfsvergunning heeft verkregen, kan de onderzoeker vervoegen tijdens de korte-termijnmobiliteit.

De korte-termijnmobiliteit kan aanvangen vanaf de kennisgeving en op voorwaarde van het hebben van een geldige vergunning voor onderzoekers afgeleverd door de eerste lidstaat.

Het familielid moet ook de kennisgeving hebben aangevuld en in het bezit zijn van een verblijfsvergunning afgeleverd door de eerste lidstaat zijn voordat deze naar België kan komen.

Indiening van de aanvraag voor korte-termijnmobiliteit voor onderzoekers (kennisgevingsprocedure)

Om een deel van het onderzoeksproject binnen korte-termijnmobiliteit in België te komen uitvoeren, dient er geen aanvraag hiertoe ingediend te worden, maar wordt de Dienst Vreemdelingenzaken kennis gegeven van de komst van de onderzoeker binnen het kader van korte-termijnmobiliteit. Voordat deze mobiliteit in België aanvangt, geeft de onderzoekinstelling in het buitenland of in België kennis van de intentie van de onderzoeker om het echt op korte-termijnmobiliteit uit te oefenen door het ingevulde kennisgevingsformulier en noodzakelijke bewijsstukken door te sturen naar Dienst Vreemdelingenzaken.

Eventueel wordt de kennisgeving aangevuld met de informatie over het familielid dat de onderzoeker vervoegt in België. Deze aanvulling gebeurt ten laatste voor de aankomst van de onderzoeker in België.

Het kennisgevingsformulier dat ingevuld moet worden, kan u hier vinden:

 

De onderzoeksinstelling voegt de volgende documenten toe bij de kennisgeving:

  • De geldige vergunning voor onderzoeker afgeleverd door de eerste lidstaat die minstens de periode van korte-termijnmobiliteit dekt;
  • een kopie van het geldig paspoort of een daarmee gelijkgesteld reisdocument;
  • een met een in België erkende onderzoeksinstelling afgesloten gastovereenkomst of, indien hij hierover niet beschikt, de met de onderzoekinstelling in de eerste lidstaat afgesloten gastovereenkomst;
  • indien dit niet uit de gastovereenkomst blijkt, het bewijs van de beoogde duur en data van de mobiliteit;
  • het bewijs dat de onderzoeker gedurende het geplande verblijf zal beschikken over voldoende bestaansmiddelen om de terugkeerkosten naar de eerste lidstaat te kunnen dragen en om te voorkomen dat hij tijdens zijn verblijf ten laste komt van het sociale bijstandsstelsel van het Rijk.
  • indien de onderzoeker ouder is dan 18 jaar, een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document, en in voorkomend geval zijn gelegaliseerde vertaling, afgegeven door het land van oorsprong of het land van zijn laatste verblijfplaats, dat niet ouder is dan zes maanden en bevestigt dat hij niet veroordeeld is geweest voor misdaden of wanbedrijven van gemeen recht.

De voorgelegde stukken dienen, indien zij in een andere taal dan één van de drie landstalen of het Engels zijn opgesteld, vergezeld te zijn van een beëdigde vertaling in één van de drie landstalen of het Engels.

 Het familielid van de onderzoeker voegt de volgende documenten voor toe bij de kennisgeving:

  • de geldige vergunning voor familielid van een onderzoeker afgeleverd door de eerste lidstaat die minstens de periode van korte-termijnmobiliteit dekt;
  • een kopie van zijn geldig paspoort of een daarmee gelijkgesteld reisdocument;
  • het bewijs dat de onderzoeker of zijn familielid gedurende het geplande verblijf zal beschikken over voldoende bestaansmiddelen om de terugkeerkosten voor het familielid naar de eerste lidstaat te kunnen dragen en om in het levensonderhoud te voorzien zonder een beroep te hoeven doen op het sociale bijstandsstelsel van het Rijk;
  • indien het familielid ouder is dan achttien jaar, een uittreksel uit het strafregister of een gelijkwaardig document en in voorkomend geval zijn gelegaliseerde vertaling, afgegeven door het land van oorsprong of het land van zijn laatste verblijfplaats, dat niet ouder is dan zes maanden en bevestigt dat hij niet veroordeeld is geweest voor misdaden of wanbedrijven van gemeen recht.

De voorgelegde stukken dienen, indien zij in een andere taal dan één van de drie landstalen of het Engels zijn opgesteld, vergezeld te zijn van een gelegaliseerde vertaling in één van de drie landstalen of het Engels.

Behandelingstermijn

Aangezien er geen officiële aanvraag dient te worden ingediend, wordt er ook geen beslissing genomen over het verblijf van de onderzoeker tijdens de korte-termijnmobiliteit. De Dienst Vreemdelingenzaken kan, binnen 30 dagen nadat hen een volledige kennisgeving van de korte-termijnmobiliteit werd bezorgd, evenwel bezwaar uiten op de komst van de onderzoeker in het kader van de korte-termijnmobiliteit.

Wanneer binnen deze termijn bezwaar door de Dienst Vreemdelingenzaken wordt geuit, kan de mobiliteit niet doorgaan. Indien de mobiliteit reeds had aangevangen, wordt de mobiliteit in België meteen beëindigd.

Indien binnen deze termijn geen bezwaar door de Dienst Vreemdelingenzaken wordt geuit, is de korte-termijnmobiliteit goedgekeurd.

Aandachtspunt: De onderzoeker dient deze bezwaartermijn van 30 dagen niet af te wachten om de korte-termijnmobiliteit aan te vangen naar België en het onderzoeksproject reeds te beginnen uitvoeren.

Bewijs van korte-termijnmobiliteit in België (bijlage 62)

Na aankomst in België dient de onderzoeker zich zo snel mogelijk, en ten laatste binnen 3 werkdagen, naar het gemeentebestuur van diens verblijfsplaats te begeven voor het verkrijgen van een document voor korte-termijnmobiliteit.

Het gemeentebestuur levert een bewijs van korte-termijnmobiliteit (een zgn. “bijlage_62”) af op voorlegging van de volgende documenten:

  • de verblijfsvergunning voor onderzoeker of familielid van een onderzoeker afgeleverd door de eerste lidstaat die minstens geldig is voor de duur van het geplande verblijf;
  • een geldig paspoort dat minstens geldig is voor de duur van het geplande verblijf;
  • Indien van toepassing, de gastovereenkomst afgesloten door de onderzoeker met een erkende onderzoeksinstelling in België of een ander document waaruit de duur van het verblijf blijkt;
  • Indien de aanvraag wordt ingediend door het familielid van een onderzoeker, het bewijs dat de onderzoeker in België verblijft.

De onderzoeker en diens familielid worden in het kader van korte-termijnmobiliteit niet ingeschreven in de registers bij de gemeente en er vindt geen woonstcontrole plaats.

De is geldig voor de duur van het geplande verblijf met een maximum van 180 dagen. De toelating tot de arbeidsmarkt is “beperkt” voor de onderzoeker.

De toelating tot de arbeidsmarkt is “onbeperkt” voor het familielid dat de onderzoeker vervoegt.

Aandachtspunt: Het wordt aangeraden om rekening te houden met de eventuele wachttermijn om een afspraak bij het gemeentebestuur te kunnen bekomen.

Verblijfsrecht als onderzoeker in korte-termijnmobiliteit

Het verblijf van de onderzoeker in België in het kader van korte-termijnmobiliteit steunt op de vergunning voor onderzoeker die door de eerste lidstaat werd afgeleverd aan de onderzoeker. Het is dus belangrijk dat deze vergunning van de eerste lidstaat geldig is door de gehele periode van de korte-termijnmobiliteit in België en indien nodig reeds vernieuwd werd in de eerste lidstaat.  

Einde van de korte-termijnmobiliteit

Indien de onderzoeker verder aan het onderzoeksproject moet werken in België kan de onderzoeker op het einde van de korte-termijnmobiliteit overstappen op lange-termijnmobiliteit. Hiervoor moet een aanvraag ingediend worden.

De onderzoeker die korte-termijnmobiliteit in België heeft uitgeoefend kan een verblijf om werk te zoeken of een onderneming op te richten aanvragen wanneer het volledige onderzoeksproject waarvoor hij werd aangenomen is voltooid. Dit kan onmiddellijk indien het onderzoeksproject in België in korte-termijnmobiliteit werd voltooid of nadat het onderzoekproject in een andere lidstaat werd voltooid. 

Overstap naar de of overstap naar een vergunning voor onderzoeker

Wanneer de onderzoeksinstelling in België na het onderzoeksproject van de onderzoeker in de eerste lidstaat, of na de korte-termijnmobiliteit de onderzoeker verder in dienst wil nemen, dient de onderzoeksinstelling als werkgever een vergunning voor onderzoeker aan te vragen. De onderzoeker kan eventueel ook als reguliere werknemer worden aangesteld door de onderzoeksinstelling of een andere werkgever vinden waarbij hij/zij niet als onderzoeker werkt. In beide gevallen moet een aanvraag voor een gecombineerde vergunning worden ingediend.