Recht op terugkeer naar België

 

RECHT OP TERUGKEER

 

  1. Algemene principes:   

Deze algemene principes gelden voor alle vreemdelingen die geen onderdaan zijn van een lidstaat van de Europese Unie.

 De vreemdeling, die houder is van zijn geldig nationaal paspoort en een Belgische verblijfs- of  vestigingstitel waarvan de geldigheidsdatum niet verstreken is  en die België verlaat,  beschikt over een  recht op terugkeer gedurende een welbepaalde termijn,  vastgelegd in de wet van 15/12/1980.

(termijnen: zie  punt 2 hierna)

Dit houdt in dat elke verblijfs- of vestigingstitel zijn geldigheid verliest, zodra de houder niet binnen de bij de wet voorziene termijn zijn recht op terugkeer heeft uitgeoefend. (art 35 van het KB van 8/10/1981)

Recht op terugkeer betekent dat wanneer de vreemdeling met een geldig paspoort + zijn verblijfs- of vestigingstitel waarvan de geldigheidsdatum nog niet verstreken is binnen de bij de wet  bepaalde termijn naar België  terugkeert, hij automatisch opnieuw in zijn vorige verblijfssituatie wordt  geplaatst wanneer hij zich bij het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats aanbiedt

Wanneer de vreemdeling de termijnen voor het uitoefenen van zijn recht op terugkeer niet heeft nageleefd en zijn verblijfskaart bijgevolg niet meer geldig is, moet hij een visum of desgevallend een machtiging tot verblijf/terugkeer  aanvragen bij de Belgische ambassade in het  buitenland. Hij moet dus in het bezit zijn van een geldig paspoort + een geldig visum (C of D) om tot het grondgebied te worden  toegelaten.  

In bepaalde gevallen kan deze verblijfsaanvraag ingediend worden in België bij het   Gemeentebestuur (zie o.m. het hoofdstuk over EU-onderdanen en hun familieleden).    

Wanneer de vreemdeling naar België wenst terug te keren en over een verblijfs- of vestigingstitel beschikt waarvan de geldigheidsdatum vervallen is, gelden de regels inzake recht op terugkeer niet en moet hij in elk geval over een geldig visum beschikken.

Het niet respecteren van deze termijnen en procedures kan tot gevolg hebben dat men het verblijfsrecht verliest en dat de verblijfstitel aan de grens wordt ingetrokken van de vreemdeling die bovendien het risico loopt om in bepaalde gevallen teruggedreven te worden aan de grens.

Rekening houdend met specifieke omstandigheden, eigen aan het statuut van de vreemdeling,  kan in bepaalde gevallen aan de grens een C-visum worden afgegeven en zal de vreemdeling naar de gemeente doorverwezen worden om een nieuwe verblijfsaanvraag in te dienen. Als gevolg van het verlies van de geldigheid wordt de verblijfstitel echter steeds ingetrokken aan de grens en de gemeente van verblijf wordt hiervan in kennis gesteld.

Verder geldt de algemene verplichting dat de volgende 5 identiteitsgegevens van het reisdocument 100% moeten overeenstemmen met de gegevens die op het verblijfsdocument zijn opgenomen: Naam, Voornaam, Geslacht, Geboortedatum, Nationaliteit. Indien er geen 100% overeenstemming is kan er niet gereisd worden op basis van de combinatie. Zie in dit kader ook de “Algemene Principes” onder de rubriek Visumvervangende verblijfsdocumenten

 

2. Termijnen waarbinnen het recht op terugkeer moet worden uitgeoefend

     a) Afwezigheid van 1 jaar uit het Rijk

De vreemdeling, die in het bezit is van een van de volgende geldige Belgische verblijfstitels[1],

moet zijn recht van terugkeer binnen het jaar uitoefenen.

  • A kaart: Bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister – tijdelijk verblijf
  • A kaart: Beperkt Verblijf

Voor de A-kaart: Dit geldt niet indien het toegestane verblijf minder is dan 1 jaar

  • B kaart: Bewijs van inschrijving in het vreemdelingenregister
  • B kaart: Onbeperkt verblijf
  • C kaart: Identiteitskaart voor vreemdelingen
  • K Kaart: Vestiging
  • F Kaart: Verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie: zie bijzondere bepalingen in onderstaande rubriek 3
  • F Kaart: Familielid EU ART 10 RL 2004/38/EG: zie bijzondere bepalingen in onderstaande rubriek 3 verliezen hun geldigheid zodra de houder ervan langer dan 12 opeenvolgende maanden buiten het Rijk verblijft, tenzij de vreemdeling aan de volgende verplichtingen heeft voldaan:
  • M kaart Verblijfskaart voor Begunstigden van het Terugtrekkingsakkoord met vermelding Artikel 50 VEU (=Bijlage 53 van het K.B. van 08.10.1981).

De vreemdeling moet: 

-   Voor zijn vertrek het gemeentebestuur inlichten van zijn voornemen om het land te verlaten en  er terug te keren en het bewijs leveren dat hij het centrum van zijn belangen in België behoudt;

-   Bij zijn terugkeer nog over een verblijfs- of vestigingstitel beschikken waarvan de geldigheidsdatum niet is verstreken (desgevallend kan de vervroegde verlenging van deze titel aangevraagd worden in de loop van het laatste semester van zijn geldigheid) en zich binnen de 15 dagen na zijn terugkeer bij het gemeentebestuur van zijn verblijfsplaats aanbieden.

De vreemdeling die in zijn land zijn militaire verplichtingen moet vervullen, moet het gemeentebestuur hiervan in kennis stellen en moet binnen de 60 dagen na het vervullen van zijn dienstplicht naar België terugkeren.

De vreemdeling die zich in deze omstandigheden bij het gemeentebestuur aanbiedt voor zijn vertrek, wordt in het bezit gesteld van een attest conform aan de bijlage 18 bij het koninklijk

Besluit van 8 oktober 1981.

 

     b) Afwezigheid van 2 jaar uit het Rijk

Wanneer een duurzaam recht op verblijf werd verkregen, kan dit slechts worden verloren

door een afwezigheid van meer dan 2 opeenvolgende jaren uit het Rijk.

Dit is van toepassing op personen reizend met :

  • F+ kaart: Duurzame verblijfskaart voor een familielid van een burger van de Unie
  • F+ kaart: Familielid EU ART 20 RL 2004/38/EG
  • E+ kaart: Document ter staving van duurzaam verblijf
  • EU+ Duurzaam verblijf – ART 19 RL 2004/38/EG

     c) Afwezigheid van 12 maanden buiten het grondgebied van de EU-lidstaten of 6 jaar buiten het Rijk.

Vreemdelingen die het statuut van langdurig ingezetene bekomen hebben, verliezen het recht op terugkeer pas na een verblijf van 12 maanden in een land buiten de EU of na een verblijf buiten het Belgisch grondgebied van 6 jaar. Dit is van toepassing op de vreemdeling die reist met :

  • D-kaart: EG-verblijfstitel voor langdurig ingezetene
  • L-kaart: EU-langdurig ingezetene

Om het recht op terugkeer te kunnen uitoefenen moet de vreemdeling

Voor zijn vertrek het gemeentebestuur inlichten van zijn voornemen om het land te verlaten en  er terug te kerenen het bewijs leveren dat hij het centrum van zijn belangen in België behoudt;

-   Bij zijn terugkeer nog over een geldige verblijfs- of vestigingstitel beschikken (desgevallend kan de vervroegde verlenging van deze titel aangevraagd worden in de loop van het laatste semester van zijn geldigheid) en zich binnen de 15 dagen na zijn terugkeer bij het gemeentebestuur van zijn verblijfsplaats aanbieden.

De vreemdeling behoudt zijn recht op terugkeer indien hij in zijn land zijn militaire verplichtingen moet nakomen, naar zijn land terugkeert om er gezondheidszorgen te bekomen of om er te studeren. Hij moet echter het gemeentebestuur van zijn verblijfplaats hiervan in kennis stellen.

     d) Afwezigheid 5 jaar buiten het Rijk.

Dit is van toepassing op de vreemdeling die reist met :

  • M kaart “Duurzame verblijfskaart voor Begunstigden van het Terugtrekkingsakkoord” met vermelding Artikel 50 VEU (= Bijlage 54 van het K.B. van 08.10.1981)

3. Bijzondere bepalingen voor houders van andere type kaarten: F, E en EU.

  • F Kaart: Verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie
  • F Kaart: Familielid EU ART 10 RL 2004/38/EG
  • E kaart: Verklaring van inschrijving
  • EU. Inschrijving – ART 8 RL 2004/38/EG

Inzake bovenstaande vier kaarten stelt Art. 42 quinquies van de wet van 15.12.1980:

 § 3. Het ononderbroken karakter van het verblijf wordt niet beïnvloed door tijdelijke afwezigheden van niet meer dan zes maanden per jaar, door afwezigheden van langere duur voor de vervulling van militaire verplichtingen, door één afwezigheid van ten hoogste twaalf achtereenvolgende maanden om belangrijke redenen, zoals zwangerschap en bevalling, ernstige ziekte, studie of beroepsopleiding, noch door uitzending om werkzaamheden te verrichten buiten het Rijk.

Artikel 35 van het K.B. van 08.10.1981 stelt inzake termijn recht op terugkeer:


De verblijfstitel ter staving van een verblijf van beperkte of onbeperkte duur, de vestigingsvergunning en de verblijfskaart van een familielid van een burger van de Unie verliezen hun geldigheid zodra de houder ervan langer dan twaalf opeenvolgende maanden buiten het Rijk verblijft, tenzij hij heeft voldaan aan de verplichtingen en voorwaarden waarin artikel 39 voorziet.